Wij hebben binnen ons samenwerkingsverband afgesproken dat schoolbesturen en daarmee scholen zelf verantwoordelijk zijn voor het bieden van basis- en extra ondersteuning. Daarom ontvangen zij voor de bekostiging hiervan middelen vanuit het samenwerkingsverband. Binnen ons samenwerkingsverband hebben wij afspraken gemaakt over het niveau van basisondersteuning. Schoolbesturen en scholen bepalen binnen de afspraken die we hebben gemaakt zelf hoe ze vorm geven aan de ondersteuning van leerlingen. Jaarlijks wordt in juni de begroting vastgesteld en is duidelijk op welk bedrag schoolbesturen en scholen kunnen rekenen in het daaropvolgende schooljaar.
Krijgt iedere school voor regulier basisonderwijs in Amsterdam en Diemen geld om de basis- en extra ondersteuning te organiseren?
Ja, iedere school of schoolbestuur krijgt daar geld voor. Vanaf 2023 geldt hiervoor een nieuwe verdeelsleutel: die maakt geen onderscheid meer tussen basis- en extra ondersteuning, en is gebaseerd op wetenschappelijke inzichten en criteria. Prevalentiecijfers van meest voorkomende aangeboren beperkingen gelden als norm voor de vaste voet. Het ‘schoolgewicht onderwijsachterstanden’ (onderzocht en opgesteld door het CBS) geldt als verdeelsleutel. Het schoolgewicht is gebaseerd op:
- Opleidingsniveau van de ouders: van zowel de vader als de moeder wordt het opleidingsniveau meegenomen.
- Het gemiddelde opleidingsniveau van alle moeders op school.
- Land van herkomst van de ouders. De herkomstlanden zijn ingedeeld in een aantal categorieën’ op basis van ‘culturele afstand’ tot Nederland.
- Verblijfsduur in Nederland: er wordt gekeken naar de verblijfsduur van de moeder in Nederland.
- Schuldsanering: er wordt gekeken of het gezin in de schuldsanering zit.
Dit zijn bewezen voorspellers van extra ondersteuningsbehoefte. Zo komen de middelen terecht waar ze het meest nodig zijn. Voorheen maakten we gebruik van de T-1 systematiek (een vast bedrag per leerling) en vaste voet om middelen te verdelen.
Door gefaseerde invoering van het nieuwe verdeelmodel krijgen scholen de tijd om stapsgewijs aan het nieuwe verdeelmodel te wennen. Daarnaast is afgesproken dat we dit proces jaarlijks monitoren en eventueel kunnen bijstellen. Het aantal leerlingen waarover het totaalbedrag wordt verdeeld, is gebaseerd op het leerlingaantal op 1 februari in het voorafgaande jaar.